Denicolai & Provoost (Simona Denicolai, Ivo Provoost) · Antoinette Jattiot · Nord (Valentin Bollaert, Pauline Fockedey) · Spec uloos (Sophie Boiron, Pierre Huyghebaert)
Gepubliceerd op 13 apr. 2024
Aangepast 5 maanden geleden
inleiding
een scenario
wanneer reuz(inn)en schalen doen schommelen
hoofdstuk Leuven
de gemeenschappen
grondgebieden, rizomen en utopieën
hoofdstuk lago di Resia
hoofdstuk Padova
het grote lichaam van de wereld
hoofdstuk Venezia
de verhalen
het carnaval der microben
de figuren
aan de slag gaan met
credits
Minister-president van de regering van de Federatie Wallonië-Brussel verantwoordelijk voor Internationale Betrekkingen
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 4 maanden geleden
In de loop der jaren heeft de Biënnale van Venetië op de internationale en Europese agenda’s een plaats veroverd als belangrijk centrum voor artistieke en beeldende creatie. De Federatie Wallonië-Brussel en de Vlaamse Gemeenschap zijn beurtelings verantwoordelijk voor de selectie van een artistiek project dat ons land zal vertegenwoordigen op dit prestigieuze evenement. De Biënnale van Venetië biedt een buitengewone zichtbaarheid aan de meest uiteenlopende stromingen binnen de hedendaagse kunst.
Het spreekt voor zich dat de keuze die we moesten maken niet eenvoudig was. Onze regering heeft daarom besloten om een openbare oproep te lanceren rekening houdend met alle regels die gelden voor een dergelijk besluitvormingsproces. De keuze viel op het multidisciplinaire collectief achter Petticoat Government (Sophie Boiron, Valentin Bollaert, Simona Denicolai, Pauline Fockedey, Pierre Huyghebaert, Antoinette Jattiot en Ivo Provoost), dat op de Biënnale van Venetië 2024 de Federatie Wallonië-Brussel en Wallonie-Bruxelles International zal vertegenwoordigen.
Met veel plezier nodig ik iedereen graag uit om de creativiteit en originaliteit van het project Petticoat Government te ontdekken. Ik moet bekennen dat ik bijzonder gevoelig ben voor de volkse component ervan. En in mijn ogen lijkt het een ware uitdaging om multidisciplinaire beeldende praktijken op een geslaagde manier te combineren met de authenticiteit van lokale folklore. Niets minder dan de ‘reuz(inn)en’ uit de Belgische en Europese folklore waren nodig om deze krachttoer te realiseren: Akerbeltz, uit Mutriku (Baskenland, ES), Babette, uit Tourcoing (FR), Dame Nuje Patat, uit Baaigem (BE), Edgar l’motard, uit Steenvoorde (FR), Julia, uit Charleroi (BE), Mettekoe, uit Lettelingen (BE), en tot slot Erasmus, uit Anderlecht (BE).
Naast hun esthetische impact zullen de transversale en horizontale elementen die tijdens het project op verschillende manieren worden benadrukt, in relatie tot de betrokken stedelijke locaties en zoals ze zullen culmineren in Venetië, de essentiële maatschappelijke rol van het kunstwerk aantonen: het creëren van bruggen tussen kunstuitingen, tussen steden, tussen landen en, bovenal, tussen mensen.
Vicepresident en minister van Cultuur van de Federatie Wallonië-Brussel
Gepubliceerd op 21 mrt. 2024
Aangepast 5 maanden geleden
Onze reuz(inn)en zijn op reis vertrokken...Edgar, Babette, Mettekoe en de anderen - met als einddoel de stad waar een van de bekendste carnavals ter wereld plaatsvindt: Venezia. Ze hebben ons gevraagd hen te volgen op deze bijzondere tocht, die ons immaterieel erfgoed onder de aandacht brengt en het laat resoneren en dialogeren met de beeldende kunsten in hun meest actuele vorm.
Via het ambitieuze culturele project Petticoat Government worden we uitgenodigd om deel te nemen aan deze collectieve reis en zo het verhaal te volgen dat zich hoofdstuk na hoofdstuk ontspint tot aan de aankomst in het Belgisch paviljoen in Venetië. Daar, op de symbolische plek van de Giardini, waar de 60e Biennale di Venezia plaatsgrijpt, vieren we samen de onwaarschijnlijke en verrassende ontmoeting tussen volkscultuur en hedendaagse kunst.
Dit buitengewone project, dat uitgekozen werd om de Federatie Wallonië-Brussel in 2024 te vertegenwoordigen, sluit aan bij de ambitie van deze legislatuur om een steeds betere bescherming te bieden aan ons culturele en immateriële erfgoed, de zogeheten volkscultuur, die de tand des tijds heeft doorstaan zonder evenwel de band met het verleden te verliezen.
Voor onze Federatie zijn folklore en mondelinge tradities een kostbaar bezit. Ons immateriële patrimonium is het levende erfgoed dat bestaat uit kleine en grote verhalen, diepmenselijke banden en kennis die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Net zoals het fysieke en architecturale patrimonium dat ons omringt, vormt dit erfgoed de sporen van onze tijd, die bepalen wat wij zijn en wat wij willen doorgeven. Het is een veelzijdige mengeling van onveranderlijkheid en evolutie, meer bepaald door rekening te houden met de huidige bekommernissen omtrent gelijkheid en niet-discriminatie, en door de inclusiviteit van vrouwen, die al te lang aan de zijlijn stonden.
Net zoals de folklore zelf, die met de tijd mee evolueert en toch blijft voortbestaan, moest ook onze wetgeving evolueren. In 2023 werd een nieuw decreet goedgekeurd rond de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed met de bedoeling ons levend patrimonium beter te identificeren en beter te laten resoneren met onze huidige waarden door het ethische charter te volgen dat gebaseerd is op de fundamentele principes van de UNESCO.
Het was de hoogste tijd om volksgebruiken die lang veronachtzaamd werden in ere te herstellen. Ons erfgoed is niet alleen een weerspiegeling van het levende karakter en de culturele rijkdom van onze streken, het is door zijn verbindende vermogen een onschatbare hefboom voor sociale en intergenerationele cohesie.
De erkenning van dat erfgoed via het baanbrekende en experimentele project van het multidisciplinaire collectief bestaande uit Sophie Boiron, Valentin Bollaert, Simona Denicolai, Pauline Fockedey, Pierre Huyghebaert, Antoinette Jattiot en Ivo Provoost kwam dus op het juiste moment en draagt ten volle bij tot de uitstraling van onze Federatie Wallonië-Brussel.
een
inleiding
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 3 maanden geleden
Voor Stephen Wright betekent schaal 1 ‘aan de slag gaan met’ realiteiten, in plaats van ze voor te stellen in formaten die door de kunstwereld worden ondersteund.
De eerste culturele tool zou een recipiënt geweest zijn. ᓓ1
Het verhaal van Petticoat Government begint met een mand.
De folkloristische reuz(inn)en die boven jullie uittorenen bestaan al jaren, min of meer. Ze werden bedacht, ontworpen en gemaakt door groepen mensen die samengekomen zijn voor een creatieve handeling en zijn het resultaat van artisanale technieken, zoals mandenmakerij voor de rok (de mand waarop de buste en het hoofd geplaatst worden). Ze zijn onderling verbonden door de levendigheid van de gemeenschappen die hen omringen, door de cultuur van de amateur, door de persoon zonder specialisatie, die alleen uit passie handelt. We hebben ze ontmoet, uitgekozen en samengebracht en zijn samen met hen op reis vertrokken vanuit België, Frankrijk en Spaans Baskenland, we zijn samen de Alpen overgestoken en vervolgens de lagune van Venezia. Die verschillende hoofdstukken doorkruisen meerdere klimaten en landschappen. Door deze handelingen en samenkomsten, de verplaatsingen en het orale aspect ontstaat een tijdelijke realiteit die interageert met de personen die kennismaken met het scenario.
Artistieke productie en de mechanismen ervan hebben bepaalde grenzen, maar ze zijn ook een geschikte vector voor legitimatie. Gesteund door de reuz(inn)en kiest Petticoat Government ervoor om met de werkelijkheid te werken, om aan de slag te gaan met wat er is, in plaats van het voor te stellen. Na de Biënnale (20/04-24/11/2024) zullen de reuz(inn)en, recipiënten van verhalen en knowhow, huiswaarts keren, bijgekomen door dit nieuwe hoofdstuk in hun lokale mythologie. Ze zullen hun kracht, hun oorspronkelijke betekenis en hun sociale rol weervinden en met hun rondedans de volksfeesten begeleiden.
De zeven reuz(inn)en kristalliseren een vorm van hyperlokaliteit. Ze stellen elk een menselijke, dierlijke of plantaardige figuur voor die een directe weerspiegeling is van de herinneringen, verlangens en zorgen van de gemeenschappen die hen gecreëerd hebben en verzorgen. Hoewel de reuzentraditie verspreid is over de hele wereld, komen de reuz(inn)en uit de meest ‘gegigantiseerde’ gebieden. Terwijl ze niet dezelfde taal spreken, maken ze zich los van nationale grenzen, en spelen ze samen met duizenden andere reuz(inn)en dezelfde verbindende rol. Door het transversale karakter van de volkscultuur is het idee dat de identiteit van een volk beperkt is tot een territorium achterhaald.
Reuz(inn)en zijn groter dan u en wij. Ze vertellen iets over onze honger naar het bovenmaatse. Maar hun omvang moet in perspectief worden geplaatst. Schaalverhoudingen wijzen ons erop dat we een referentiepunt nodig hebben om ons een idee te vormen over het grootste of het kleinste. Tegenover de bergen, aan de voet van de klokkentoren of onder de rotatiepers, in de menigte of naast de jongen die in Bergen danst, nemen de reuz(inn)en verschillende maten en dimensies aan. ℘ℊ nodigt ons uit om ‘hetzelfde andere te zien’.
De titel van het project - letterlijk ‘regering in onderrok’ - verwijst naar meerdere historische feiten waarbij groepen vrouwen voldoende invloed uitoefenden om de machtsverhoudingen tijdelijk om te keren. Het voorvoegsel petti verwijst in het Frans naar een maat. Etymologisch zou de Engelse term afkomstig zijn van het Frans (petticoat, kleine mantel).
Petticoat Government is een koorwerk, dat in beweging is en geleid wordt door een collectief en multidisciplinair lichaam dat de verpersoonlijking is van de mogelijkheid van een gezamenlijk en vreugdevol bestuur en in zekere zin herinnert aan het ‘vrolijke militantisme’ van Silvia Federici. ᓓ2 De positie van auteur wordt gedeeld door zeven leden (Sophie Boiron, Valentin Bollaert, Simona Denicolai, Pauline Fockedey, Pierre Huyghebaert, Antoinette Jattiot, Ivo Provoost) die werken als een team, bijgestaan en begeleid door alle anderen.
Deze uitgave geeft inzicht in de structuur van deze relaties. In de beginversie bestaat de catalogus die we in het paviljoen drukken uit een tekst van het collectief, notities opgesteld door de Young Curators Storytellers, bijdragen van de volgende auteurs, onderzoek(st)ers, antropologen·s, socio-culturele animatoren·rices en kunstcritici·a’s: Manah Depauw, eli lebailly en Maximilien Atangana, Silvia Mesturini, Alexis Zimmer. De uitnodiging van auteurs uit andere domeinen dan de eigenlijke kunst geeft de diversiteit van de biotoop van het project weer. Een en ander kreeg vorm na enkele gezellige etentjes en werd verrijkt met uitwisselingen over elkaars onderzoeksgebieden, waardoor vruchtbare banden konden worden gesmeed tussen de onderwerpen. Deze ontmoetingen hebben invloed gehad op onze manier van kijken en onze manier om een verhaal op te bouwen. Ze maken uiteindelijk deel uit van het lange proces en van het immateriële werk in wording, waarvan de structuur en het experiment al het resultaat zijn. De inhoud ervan zal het hele project lang worden uitgebreid.
Het gevoel van feest of vreugdevolle viering - festa godereccia - dat van Petticoat Government uitgaat komt terug in de Venetiaanse term garanghelo. Die zou volgens sommige bronnen verwant zijn aan geringel, een woord uit het Tiroolse dialect dat ‘dansen in een kring’ betekent. Het scenario - van de giganteske rituele, dansen op de ritmes van de feestelijke picknick op het Lago di Resia tot de dansen van het festa dedicata - nodigt ons uit tot een andere kennismaking met het feest, in de betekenis van politieke actie, waarbij dansen in een kring ons doet voelen dat we leven, waarbij dansen aanzet tot deelnemen aan de creatie van een ruimte die vrij is van wetten of vormen van consumptie. Vanuit dit perspectief introduceert het feest nieuwe gebaren die de rituelen vervangen, opgelegd door het evenement waarin het scenario zich afspeelt. Het benadrukt een organisatie van de tijd die essentieel is voor de behoeften van het sociale leven. De reuz(inn)en ritmeren de feestelijke uitstappen op belangrijke data in de cyclus van het leven en de natuur, rond het vuur of tijdens het carnaval. Hun neo-folk-loristische manifestaties, die op de hedendaagse realiteit zijn afgestemd, markeren overlevingsverhalen. Door de evolutie van dergelijke vieringen en volksbijeenkomsten zouden we ons, net als William T. Lhamon, een folk kunnen voorstellen zonder lore - een woord dat staat voor ‘een weefsel van kennis en verhalen dat door overlevering wordt doorgegeven’. ᓓ3 En, door de terugkeer naar de gebaren, een hernieuwde en genuanceerde circulatie van kennis produceren tussen plaatsen en de omstandigheden van hun gemeenschappen?
Ursula K. Le Guin,‘The Carrier Bag Theory of Fiction’, in Denise Du Pont (red.), Women of Vision, New York, St. Martin’s Press, 1988.
Silvia Federici, Par-delà les frontières du corps, Quimperlé, Éditions Divergence, 2020.
Jacques Rancière, woord vooraf in William T. Lhamon jr., Raising Cain. Blackface Performance from Jim Crow to Hip Hop, Cambridge, Mass., Harvard University Press, 1998.
een
scenario
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 4 maanden geleden
Op basis van vroegere samenwerkingsverbanden ontstaat een groep van zeven personen, die een multidisciplinair collectief vormen
Het collectief is aanwezig op de voorstelling van de kalender van de reuz(inn)en in Mons (BE)
Er wordt contact opgenomen met de ma(a)k(st)ers en experten van de reuz(inn)en
Het dossier met het voorstel voor het scenario wordt ingediend
Lieveheersbeestjes duiken op, magische tekens vermenigvuldigen zich
Het scenario wordt goedgekeurd en officieel benoemd door de opdrachtgevers
De ploeg komt samen in de Spoormakersstraat
De methode wordt gedefinieerd, onderzoek verfijnt de keuze van de partners, overeenkomsten worden opgesteld om leningen af te sluiten
Al deze ontmoetingen markeren de start van de productie
Onderzoek(st)ers worden uitgenodigd voor een maaltijd
Er wordt een selectie gemaakt van Young Curators Storytellers voor onderzoek en schrijfwerk en om ℘ℊ mee op te bouwen
De deelnames van de reuz(inn)-en worden aangekondigd in de plaatselijke kranten
De nationale en internationale pers verspreidt de introductie van de minister en de officiële presentatie van ℘ℊ
Viering van het vertrek van de reuz(inn)en
Het collectief vertrekt niet te voet
Honderddertig personen vertrekken richting Resia
De reuz(inn)en worden verpakt en afzonderlijk vervoerd
Op een namiddag in Resia dansen de reuz(inn)en op een bevroren meer
De groep die hen begeleidt, bezoekt de drukkerij van La Gazzetta, waar de reuz(inn)en blijven dansen
De deels gemonteerde reuz(inn)-en steken de lagune over op grote industriële boten
De reuz(inn)en worden verhoogd, de deuropeningen verlaagd, de gevel versierd met een rok, de bank geïnstalleerd
De Young Curators Storytellers bezetten het Paviljoen
Verkoop van catalogi gedrukt in de copyshop en van ℘ℊ-schaalstokken
Onder deze reservoirs van verhalen verzamelen de Young Curators Storytellers verhalen in Venezia, die ze doorgeven
De Biënnale sluit de deuren
BPS22 in Charleroi begeleidt een discursief, grafisch en feestelijk programma
FRAC Dunkerque stelt een gigantisch bal voor
wanneer reuz(inn)en schalen doen schommelen
Silvia Mesturini Cappo
Gepubliceerd op 21 mrt. 2024
Aangepast 4 maanden geleden
Op menselijke schaal zijn reuzen groot. We hebben een ladder nodig om erbij te kunnen en er zorg voor te dragen. Welke buitenmenselijke maat past bij een reus of reuzin? Wat blijft er functioneren als een collectieve ambachtelijke realisatie van iets dat groter is dan de schaal van een individueel menselijk leven?
In een wereld die nooit opgevat is als bij voorbaat gegeven of in staat zichzelf te handhaven, zorgen samenlevingen tegelijkertijd voor hun eigen behoud en voor dat van de wereld. Er kan geen zorg gedragen worden voor menselijke wezens zonder aandacht voor niet-menselijke levens, voor hun onderlinge band en samenwerking, voor de vereisten van uiteenlopende manieren van in leven te zijn, die samen ‘het leven’ uitmaken. De wereld op deze manier bewonen houdt een onlosmakelijke verwevenheid in tussen de ‘menselijke’ levenswijze en die van andere levensvormen en de eisen die deze verwevenheid met zich meebrengt. Door min of meer geritualiseerde of expliciete collectieve praktijken wordt die verwevenheid in stand gehouden en ingeschreven in een levend weefsel waarin heel verschillende schalen, van reusachtige tot onwaarneembare levens, naast elkaar bestaan. In die landschappen, waarin samenwerkingen continu, in alle richtingen en oncontroleerbaar zijn, danst de menselijke schaal met zijn handlangers. Voor sommige wezens zijn mensen nakomertjes, kleine broertjes en zusjes die nog zoveel moeten leren. Je zou het het gezichtspunt van de planten, het gezichtspunt van de bergen, het gezichtspunt van de bossen kunnen noemen. Die grote en oude wezens, die vitale weefsels die de geschiedenis van de wereld ritmeren, zouden zich dan om die kleine nakomers bekommeren en zouden het erop wagen om hen te helpen groot te worden. Maar hoe evolueer je met die wezens op grote schaal? Hoe ze bewonen en toelaten bewoond te worden? Hoe ben je een menselijke samenleving verbonden met die of die berg? Die leert van deze of gene plant? Die samenwerkt als hoeder van een bepaald woud?
In haar recente publicatie De la génération. Enquête sur sa disparition et son remplacement par la production plaatst filosofe Émilie Hache de impasse waarin onze moderne levenswijze zit in perspectief door zich te baseren op het contrast tussen twee figuren. Aan de ene kant de productie met haar industriële samenleving, aan de andere kant de propagatie of generatie met haar zelfvoorzieningsmaatschappij. Die laatste beschouwt de wereld niet als geschapen, eens en voor altijd. Haar praktijken werken aan het genereren en regenereren van een wereld die voortdurend in vernieuwing is, met respect voor de verhoudingen die haar als wereld bijeenhouden. Daartegenover en in lijn met de ecofeministische beweging beschrijft Émilie Hache de industriële samenleving als een wereld die van buitenaf bekeken wordt: vanuit een superieure positie die de constante zoektocht legitimeert naar wat ontgonnen en ermee geproduceerd kan worden. ‘Een wereld die zich als grenzeloos beschouwt omdat ze denkt gebruik te kunnen maken van onuitputtelijke energiebronnen, grond of werkkracht.’ ᓓ1 Een wereld waarin het draait om ‘zich bevrijden of overheersen’, ᓓ2 maar waarin de aandacht voor de (re)generatie is verdwenen. Steunend op de reflecties van Ivan Illich associeert de filosofe ‘generatief’ met ‘vernaculair’ om te omschrijven wat een maatschappij kan produceren in een logica die tegengesteld is aan die van handelswaar en meer in overeenstemming met de manier van leven van ‘vroeger’, die, zoals het Latijnse vernaculus zegt, op het ‘inheemse’ wijst. ᓓ3
Waar vinden we vandaag nog deze manier van handelen en leven die niet productief is maar generatief? Bestaan er nog maatschappijen die kunnen beweren dat ze vrij zijn van geld, de productie van goederen en de ontginning van grondstoffen? Nee, maar zelfs in de meest industriële maatschappijen zijn er reuz(inn)en die schalen doen schommelen. Ze zijn als draden om je aan vast te houden en waarmee op generatieve wijze praktijken, verhalen en objecten geweven kunnen worden. Ikzelf ben vertrouwd met bepaalde samenlevingen, personen en gebieden die je als inheems of autochtoon zou kunnen zien, in het Peruaans Amazonegebied, en beschouw de figuren van de productie en van de generatie als antagonisten die elkaar onvermijdelijk tegenkomen en die botsen, zowel in het leven van een persoon als in een gemeenschap. Ze doorkruisen territoria, praktijken en mentaliteiten. De ene maakt de andere manifest wanneer zich een uitdaging voordoet waarbij het zoveelste wezen omgevormd wordt tot handelswaar, wanneer alweer een samenwerking kapot gaat in naam van de kapitalistische ontginning. Stemmen gaan dan op om die plant te redden, die rivier, die berg, die gemeenschap en haar manier om het land te bewonen, nu eens in naam van de inheemse kijk op de wereld, dan weer in naam van het woud en het leven zelf. Hoe kunnen we diegenen die plantaardige wezens beschouwen als minderwaardige levensvormen - bruikbaar en beheersbaar - aantonen dat het mogelijk is er een sterke band mee op te bouwen? Hoe kunnen we hen laten voelen dat een plant een fundamentele partner kan zijn in de zorg om de voortdurende (re)generatie van de wereld? Dat een territorium iets anders kan zijn dan een stuk grond omgeven door een grens en waarover de menselijke controle de vrijheid neemt te oordelen in termen van eigenbelang en commerciële waarde?
Door de logica van het woud te plaatsen tegenover de logica van de plantage wijst ook Anna L. Tsing ons op een tegenstelling van modellen. ᓓ4 Als een verstrengeling van samenwerkingsverbanden die oncontroleerbaar zijn en die plaatsvinden tussen soorten moet het woud het hoofd bieden aan de tabula rasa van een ontboste bodem waarop planten die geïmporteerd, gestandaardiseerd en door mensen gereproduceerd zijn, in rijen gezet worden door werkkrachten die zelf ook weggehaald en verplaatst zijn en gedwongen om een onderdeel te vormen van een productieketen. Onderworpen wezens die beschouwd worden als zelfvoorzienend staan dan zij aan zij op een bodem die moet produceren en die een vrucht moet voortbrengen voor een winst die van tevoren is vastgelegd door de meester van de plantage. ᓓ5 In de kern van de logica van een plantage zit schaalbaarheid. Een principe dat waarde toekent aan iets dat van schaal kan veranderen zonder getransformeerd te moeten worden. Een model dat wezens, producten en gronden gestandaardiseerd en inwisselbaar maakt. Een kader dat geïndividualiseerde wezens die autonoom willen zijn in de eenzaamheid duwt. Eenzaam tegenover collectieven die abstracter zijn geworden en tegenover gemeenschappen die machineachtige systemen zijn geworden. De industriereuzen breken de schalen in naam van hun enige schaalbare maat.
Wat als een collectief een reus zou zijn? Een reuzin? Een reuzin met het hoofd van een aardappel voor al diegenen die de aardappelteelt in ere houden op een kleine plaatselijke markt? Een reus voor een vereniging van vrienden? Of reuzinnen die tijdens dorpsstoeten in het groot de arbeid van de vrouwen in de lokale industrie uitbeelden? Maar ja, wat is de schaal van een wezen dat half bok half mens is, dierenvriend en heksenvriend, lid van een gezin van vier reuzen dat nooit het eigen grondgebied heeft verlaten? Ik wed dat hun reusachtigheid bestand is tegen schaalbaarheid. Dat de banden en de samenwerkingen die vorm geven aan hun ziel, hun geschiedenis en hun microbiomen hen tot een (re)generatieve draad maken waaraan we ons kunnen vasthouden in een door productie stikkende wereld. Zoals zelfvoorzienende gemeenschappen elkaar vinden rond generatieve praktijken die voortdurend leren om van de ene levensschaal in de andere te schommelen, zouden de reuz(inn)en dan generatieve wezens kunnen zijn waarvan de processie door de dorpen ons herinnert aan onze macht om met handgemaakte schalen te spelen?
Recent onderzoek dat agronomie, geneeskunde en ecologie combineert en transdisciplinair maakt, is het eens over het belang om mensen, planten en dieren te beschouwen als holobionten. ᓓ6 Wezens die kunnen beschouwd worden als samengesteld uit twee symbiotische delen: een deel dat gastheer is, meercellig en de rol van infrastructuur speelt, en een ander deel dat microbiotisch is en veel belangrijker wat betreft het aantal entiteiten dat onmisbaar is voor de vitale functies van de gastheer. De gastheer is niet de grens waarin het microbioom leeft. Integendeel, het microbioom is meer bepaald aanwezig op de huid en in het spijsverteringskanaal, daar waar er de meeste contacten en uitwisselingen mogelijk zijn met plaatsen, mensen, levenswijzen. De figuur van de holobiont helpt ons om wezens voor te stellen die meer bestaan bij gratie van relaties dan door autonomie, die hun gastheer samenstellen en ontbinden, terwijl ze ook zichzelf samenstellen, en die zich opnieuw samenstellen terwijl ze ook de wereld samenstellen waaraan ze deelnemen. Hoe meer de mens in een complex en biodivers ecosysteem leeft, hoe rijker de microbiomen. De vernietiging van bossen en ecosystemen weerspiegelt zich in een microbiotische ravage op menselijke schaal.
Uitwendige bossen en inwendige bossen spelen met schalen in een welig levende symbiotische continuïteit die ‘inheems zijn’ op een andere manier onderzoekt: is het identiteit, ergens bij horen of samengestelde eenheid van wezen? Lichamen zonder grenzen spruiten voort uit complexe samenwerkingsverbanden waarvan ze de gastheer worden. Lichamen met meervoudige maar niet-schaalbare schalen zetten hun ziel en hun kostuums in, die samengesteld zijn uit de relaties waar ze zorg voor dragen. Volkscultuur of inheemse cultuur, van hier, ginder of elders, het vermogen om zich groot te maken en in een stoet te lopen, en tegelijk een discrete en pretentieloze manier zoeken om op te gaan in en te versmelten met anderen in een toevluchtsoord.
De structuren die horen bij ‘samengestelde kunsten’ hebben tot doel om de ‘onderlinge gevoeligheid’ van de woorden en de waarnemingen van de deelnemers te activeren. Die gevoeligheid is niet iets dat door de structuur ‘gecreëerd’ wordt: de gegevenheden van deze structuur zijn er eerder op gericht om te strijden tegen de manieren van doen, zich gedragen of spreken die die gevoeligheid verdoven, die iedereen op afstand houden. De compositie moet niet worden uitgelegd, enkel gecultiveerd. En wat bereikt wordt is van de orde van de metamorfose: de situatie die verdeeldheid gaf heeft de kracht gekregen om gemeenschappelijk zin te geven. Ze is het onderwerp geworden dat ons aan het denken en verbeelden zet. ᓓ7
Zijn wij de reuzen en de reuzinnen van onze microbiomen? Zijn wij de uitstalling op een andere schaal van een veelheid aan wezens die zich voortdurend bewegen tussen ons en de anderen en samenstellingen en hersamenstellingen maken met de plekken die wij bewonen? Kunnen wij, mensen geboren in het tijdperk van de productie, reuzen en reuzinnen maken die gastheer kunnen worden van onze samenwerkingen, van onze generatieve herinneringen en van onze volharding om de wereld te regenereren? Deze wensen in de vorm van vragen sluiten deze tekst af, die de reuzen en reuzinnen in hun buitengewone tocht zal vergezellen.
Émilie Hache, De la génération. Enquête sur sa disparition et son remplacement par la production (Les Empêcheurs de penser en rond), Parijs, La Découverte, 2024, p. 12.
Ibid., p. 18.
Ibid., p. 35.
Anna L. Tsing, Le Champignon de la fin du monde. Sur la possibilité de vivre dans les ruines du capitalisme (Les Empêcheurs de penser en rond), Parijs, La Découverte, 2015.
Ibid.
INRAE, laatst geraadpleegd op 1 februari 2024. Zie ook: Rupa Marya & Raj Patel, ‘Digestive System. The Forest Within’, in Inflamed. Deep Medicine and the Anatomy of Injustice, Londen, Penguin Books, 2021, pp. 111-148.
Isabelle Stengers, Réactiver le sens commun. Lecture de Whitehead en temps de débâcle (Les Empêcheurs de penser en rond), Parijs, La Découverte, 2020, p. 206.
Biografie
Silvia Mesturini Cappo is doctor in de antropologie, docente en onderzoekster. Ze experimenteert met verschillende vormen van schrijven en het bedenken van onderzoeksinstrumenten op het kruispunt van menswetenschappen, de zorgsector, inheemse kennis en de epistemologie van de wetenschap. Ze plaatst haar onderzoek tussen kennis en kunst in de strijd tegen de huidige vormen van ontginning, kolonisatie en vernietiging van de (bio)diversiteit. Ze doceert aan de erg - École de Recherche Graphique in Bruxsels en aan de UCLouvain.
Bedankt
Mijn onderzoek in het Peruaanse Amazonegebied tussen september 2019 en februari 2023 kon plaatsvinden dankzij de steun van het fonds ERC Starting Grant no. 757589 en de omkadering van het project ‘Healing Encounters. Reinventing Indigenous Medicine in the Clinic and Beyond’, onder leiding van Emilia Sanabria en met zetel in CERMES3 (Université de Paris Cité, EHESS, CNRS, INSERM). Dit project heeft een forum geboden voor diepgaande reflectie over de mogelijke verbanden tussen collaboratief onderzoek in inheemse settings en experimentele antropologische methodologieën die kwesties rond schaal en schaalbaarheid aansnijden vanuit feministische epistemologieën en dekoloniale perspectieven. encounters.cnrs.fr
hoofdstuk
Leuven
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 3 maanden geleden
Op uitnodiging van 019 (Gent) en Off the grid (Cas-co Leuven) maakt het collectief een vlag. De voorstelling ervan is het publieke startsein van Petticoat Government. Na Leuven wordt de vlag als zelfbeschikkingsobject overgebracht naar de Alpen waar ze een metamorfose tot tafelkleed voor een feestelijke picknick op het Lago di Resia ondergaat, voor ze als gordijn wordt opgehangen in het Paviljoen. De maximale lengte van de vlag is zo berekend dat ze niet tegen de gevel van de school in Leuven slaat en ze is even breed als de zijzaal van het paviljoen waarin ze wordt geïnstalleerd hoog is.
Er bestaat een procedure voor het vouwen en ontvouwen van de ℘ℊ-vlag, zodat iedereen ze kan gebruiken voor elk type van ceremonie. De vlag bestaat uit een witte rechthoek en een dubbele westelijke voortzetting. De verhouding is die van de uiterste en middelste reden en een vouwwijze in zeven gelijke delen beantwoordt aan de canon van harmonieuze verdeling. Een vouw in het midden, parallel met de broeking, verdeelt de vlag in tweeën en bepaalt een punt op de bovenrand van de vluchtzijde. Vanaf dit punt loopt een diagonale vouw naar de rechterbenedenhoek van de rechthoek. Waar deze vouw de tegenovergestelde hoofddiagonaal van de gehele vlag kruist, overgebracht naar de bovenrand van de vluchtzijde, wordt door een nieuwe vouw, die altijd parallell loopt, een derde van de lengte van de vlag bepaald. Vanaf dit punt wordt een nieuwe diagonaal naar de hoek getrokken en het snijpunt daarvan met de hoofddiagonaal bepaalt volgens hetzelfde principe een kwart van de vlag. Drie opeenvolgende vouwcombinaties geven dan een vijfde, zesde en tot slot zevende deel van de vlag aan. De afmeting van die vouw wordt overgebracht naar het volledige oppervlak om het in lengte-en hoogterichting in zeven te verdelen.
de
gemeenschappen
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 3 maanden geleden
Akerbeltz
Akerbeltz (letterlijk : zwarte ram) is een ambivalente en hybride figuur, half mens en half dier. Hij is een traditioneel beeld uit de Baskische mythologie, die in de lijn ligt van de aan Pan gewijde cultussen, die zelf hun oorsprong hebben in het oude Egypte. Akerbeltz maakt deel uit van een familie van reuz(inn)en samen met Mari, Urtzi en Sorgin, evenals vier Galtzagorriak: Oker, Alper, Txoro en Txokolo
21 en 23 juli, 15 en 16 september, loopwedstrijd op 19 maart
Aankondiging van het vertrek
Kalaputxi 03/2024
Feest bij het vertrek naar
24/02/24
Souffleur
Tristan Sadones
Babette
Babette is geïnspireerd op een echte persoon, Babeth Mouton, overleden tijdens de covidpandemie en erg geliefd in haar wijk. Ze was textielarbeidster en maakte deel uit van de Jeunesse Ouvrière, die streed voor de rechten van de arbeidsters.
Pierre Loyer met de medewerking van de ateliers van het MJC
Kleedhulp
Naaiatelier van het MJC
Plaats van makelij
Wijk Brun-Pain, Tourcoing (FR)
Jaarlijkse kalender
Wijkfeesten in maart, mei en juli
Aankondiging van het vertrek
La Fabrique à News 05/2024
Feest bij het vertrek naar
16/03/24
Souffleur
Tristan Sadones
Dame Nuje Patat
Dame Nuje Patat is een plantaardige reuzin met een aardappel als hoofd en daarop een mand. Ze is gelinkt aan de landbouwmarkt die in de zomer plaatsvindt in Baaigem, een streek waar aardappellen geteeld worden.
Edgar l’Motard is een reus die gebaseerd is op een smokkelaar die tabak verstopte in de dubbele bodem van de brandstoftank van zijn motorfiets, in de grensoverschrijdende context tussen België en Frankrijk.
Voornaamwoord
hij·hem
Geboortejaar
2007
Plaats
Steenvoorde (FR)
Verantwoordelijke instantie
Motoclub Steenvoorde
Gemeenschap
Motoclub Steenvoorde
Hoogte
400 cm
Omtrek van de mand
68 × 68 cm
Gewicht
42 kg
Materiaal
Schraag van hout, hars (buste, hoofd, armen), textiel (kleren)
Tijd / monteerniveau
45 minuten / gemakkelijk
Makers
Ramon Aumedes / Taller de gegants - nans i figures de grans dimensions
Kleedhulp
Ramon Aumedes / Taller de gegants - nans i figures de grans dimensions
Plaats van makelij
Granollers (ES)
Jaarlijkse kalender
Laatste zondag van april op het zomercarnaval van Steenvoorde
Aankondiging van het vertrek
La Voix du Nord (Hazebrouck) 04/02/24
Feest bij het vertrek naar
n/a.
Souffleur
Marilyne Grimmer
Érasme
Érasme is geïnspireerd op een humanist en pedagoog uit de renaissance, hij reisde veel en verbleef enkele maanden in Anderlecht. De verspreiding van zijn teksten viel samen met de ontwikkeling van de boekdrukkunst. Het was tijdens zijn reis over de Alpen op weg naar Londen dat hij Lof der zotheid schreef.
Voornaamwoord
hij·hem
Geboortejaar
1995
Plaats
Anderlecht (BE)
Verantwoordelijke instantie
ASBL « Procession de Saint-Guidon »
Gemeenschap
ASBL « Procession de Saint-Guidon » en de fans van de Brusselse folklore
Hoogte
320 cm
Omtrek van de mand
107 cm
Gewicht
50 kg
Materiaal
Aluminium (mand en lichaam), hars (hoofd, handen), textiel (kleren)
Tijd / monteerniveau
2 uur / heel delicaat
Makers
Jean Vandertrappen, hoofd en handen gerestaureerd door Jakline
Kleedhulp
Kleding gerestaureerd door Françoise Gente
Plaats van makelij
Anderlecht (BE)
Jaarlijkse kalender
Processie van Sint-Guido (september); diverse Brusselse folkloristische feesten
Aankondiging van het vertrek
Anderlecht Contact 01/2024
Feest bij het vertrek naar
17/02/24
Souffleur
Tristan Sadones
Julia
Julia is een arbeidster met een migratieachtergrond, van gemengde afkomst, naar het beeld van de inwo(o)n(st)ers van Charleroi. Ter gelegenheid van de 350e verjaardag van de stad werden de burger(essen)s geraadpleegd om een nieuwe reus·reuzin te maken, en ze kozen bewust voor een vrouwelijke figuur aangezien die ontbrak bij de bestaande reuzen. Haar eerste uitstap viel samen met de betogingen tegen de sluiting van de Caterpillarfabriek in Gosselies.
Ornella Marotta met de hulp van Laurence Vits, make-up Peggy Francart
Plaats van makelij
Eden, Charleroi (BE)
Jaarlijkse kalender
Feest van het Waalse Gewest, carnaval, de Escorte du Doigt d’Alzon
Aankondiging van het vertrek
Vlan édition B1 Charleroi NORD 17/01/24
Feest bij het vertrek naar
Brûlage du Corbeau, Charleroi 02/03/24
Souffleur
Tristan Sadones
Mettekoe
Mettekoe zag het levenslicht bij een uitbreiding van het feest rond de equinox, bedacht door Xavier Parpentier, waarbij onder andere een kleur en een dier worden toegekend aan elke wijk van de stad, die in zeven zones is verdeeld. Mettekoe stelt een orang-oetan uit Borneo voor. De vereniging Les Amis de Mettekoe zamelt fondsen in om deze bedreigde diersoort te steunen.
Voornaamwoord
hij·zij
Geboortejaar
2022
Plaats
Petit-Enghien (BE)
Verantwoordelijke instantie
Les Amis de Mettekoe (Joseph Bernard, Olivier Gilkain)
Gemeenschap
Les Amis de Mettekoe
Hoogte
490 cm
Omtrek van de mand
169 cm
Gewicht
200 kg
Materiaal
Houtstructuur, hars (hoofd), imitatiebont (lichaam), fluweel (handen), LED (ogen)
Tijd / monteerniveau
1 uur / sportief met klim in de binnenkant
Makers
Joseph Bernard, Olivier Gilkain
Kleedhulp
Paulette Baillez
Plaats van makelij
Petit-Enghien (BE)
Jaarlijkse kalender
Feest van de equinox (jonge reus, de kalender wordt nog bepaald)
Aankondiging van het vertrek
Enghien News 12/2023
Feest bij het vertrek naar
02/03/24
Souffleur
Sophie Boiron
grondgebieden, rizomen en utopieën
eli lebailly en Maximilien Atangana
Gepubliceerd op 21 mrt. 2024
Aangepast 4 maanden geleden
eli
De spanningen tussen volkscultuur, elitecultuur en folklore roepen vragen op over hun banden met de politiek. We delen kennelijk allemaal de ervaring van ecologisch en sociaal geweld, maar de relaties tussen culturen lezen we op verschillende manieren. Omdat jij een idee had om uit te werken in een eigen tekst, heb je voorgesteld om parallel te schrijven en de lezers en leesters mee te nemen naar de keuken, de geprivilegieerde ruimte voor discussies, daar waar het eten wordt bereid...
Maximilien
Volgens Raymond Williams, ᓓ1 gespecialiseerd in cultural studies, is cultuur in de eerste plaats een geheel van gangbare artistieke voorstellingen, ontdekkingen en creaties. Het is ook een denk- en handelingsmodel dat door een sociale groep wordt aangenomen, gekoppeld aan principes met betrekking tot actie en evaluatie, die concreet vorm krijgen in de kennis, vaardigheden en levenshoudingen die samen een sociale orde uitmaken. Culturen, ontstaan uit de geschiedenis en uit ontmoetingen die ze doen herleven, transformeren of bestendigen, ontwikkelen zich binnen sociale relaties die altijd ongelijk zijn en die er de elitaire of volkse status van bepalen.
Elitecultuur, volkscultuur, massacultuur en folklore
Elitecultuur is de cultuur die de dominante sociale groep inzet om zijn ideologie over te brengen. Haar overgewicht op sociaal, media-, politiek, theoretisch en artistiek vlak verzekert haar een macht die de volkscultuur belemmert in haar uitstraling. ᓓ2 Die laatste ontstaat uit de sociale ervaring van ondergeschikte groepen en brengt haar uiteenlopende creativiteit tot ontwikkeling in zogenaamd wetteloze micropraktijken van actieve consumptie (herinterpretatie, recyclage, knutselwerk, anoniem werk enz.), om zo profijt te halen uit het milieu. Hier wordt het culturele verzet opgevat als een list vanuit de ondergeschikte eigen kring waar de overheersing vergeten wordt. ᓓ3 Het zijn manieren van omgaan met wat de elite hen oplegt of ontzegt. ᓓ4 Massacultuur onderscheidt zich dan weer van volkscultuur door haar industriële productiemethodes en haar verspreiding door de massamedia, ᓓ5 bestemd voor gebruik door de bevolking, waarvan ze de voorkeuren stuurt. Ze put soms uit de volkscultuur om de onderworpenen in de ban te houden en het kapitalisme te helpen tegen kritiek. Nochtans is het onthaal ervan door de volksmassa, die onderscheid maakt tussen serieuze zaken en vermaak, selectief en conform de eigen culturele logica. ᓓ6 Folklore, tot slot, is een geheel van zeden en gewoonten dat mondeling is ontwikkeld en doorgegeven wordt, als een oude cultuur waarvan de oorsprong ontsnapt aan het historisch onderzoek. Folklore is ook een discipline ingevoerd in het begin van de negentiende eeuw als studie van oude vormen van een cultuur. ᓓ7 Folklore die sporen reconstrueert en verval tegengaat, houdt het midden tussen nostalgische verheffing, etnografisch onderzoek en archivering. Maar de wetenschappelijke verzameling die folklore tot stand brengt ontstaat niet zonder het risico dat die vastroest in een reactionair conservatisme dat ontkent dat een traditie zich opbouwt en evolueert.
Culturen, migraties en volksontwikkeling
De spanning tussen elitecultuur, volkscultuur, folklore en migratie leidt ons tot de globalisatie van de wereld, die samenhangt met de ontwikkeling van het kapitalisme en het Europese kolonialisme sinds de zestiende eeuw. Die globalisering heeft aanleiding gegeven tot verhuizingen en contacten tussen personen en volkeren die gebaseerd zijn op economische uitbuiting en stigmatisering. Om hun huidskleur gediscrimineerde migranten die zich vestigen in de voormalige koloniale machten nemen massaal de volkscultuur over om te integreren, dikwijls in ongelijke verhoudingen gebaseerd op de kolonialiteit. De onderworpenen, verdeeld door de tegenstellingen tussen raciaal gediscrimineerde minderheden en autochtonen, verzetten zich tegen de weigering tot erkenning, bijvoorbeeld wanneer ‘Le Sauvage’ deelneemt aan de processie van La Ducasse in Ath. ᓓ8
Ik spreek vanuit La Louvière in Henegouwen. Ik ben van Afrikaanse afkomst en ben vormingswerker rond volksontwikkeling voor Hainaut Culture. Volksontwikkeling is een zoektocht naar rechtvaardigheid voor achtergestelde groepen. Het is een proces van politieke subjectivering en koppelt onrechtvaardigheid aan de ongelijke toegang tot algemene hulpbronnen. Volksontwikkeling sensibiliseert en ervaringsgericht onderwijs maakt participanten zelfstandig. Het ontwikkelt hun kracht om collectief te werken aan de transformatie van de werkelijkheid door de volkscultuur en de culturele bijdrage van minderheidsgroepen te valoriseren, maar ook door de elitecultuur op een niet-overheersende manier in te zetten.
Vandaar dat het collectief Petticoat Government mij beroert. Dit project, dat ook de werkelijkheid transformeert, versterkt de volksverbeelding ᓓ9 door de folkloristische figuren van de processiereuz(inn)en nieuw leven in te blazen. In het noorden van Frankrijk zou de cultuur van de reus en reuzin ontstaan zijn aan het eind van de vijftiende eeuw om de processies die gezamenlijk werden georganiseerd door de plaatselijke overheid en de kerk groter te maken, met als doel de verwerving van de genade Gods over de stad en de verdediging van de onafhankelijkheid die ze aan de heren had ontworsteld. ᓓ10 De reus of reuzin, een beeld uit riet bekleed met textiel, verheerlijkte de macht en het vakmanschap van de mandenvlechters en gaf ook uitdrukking aan de identiteit en het geheugen van de stad. Sinds hun ontstaan hebben reuz(inn)en de geschiedenis doorkruist als blazoen van opeenvolgende politieke ordes, gedragen door spelers die geleidelijk aan gemarginaliseerd werden en door de moderniteit tot zwijgen gebracht.
Kunst en utopie
De transformatie van de werkelijkheid vereist dus dat zij die onzichtbaar of slecht bekeken zijn zichtbaar worden door zich op te werpen als bevoorrechte actoren van een omkering van de politieke macht. Kunstenaar Hito Steyerl onderzoekt de verbanden tussen kunst en politiek en presenteert de hedendaagse kunst als een instrument voor het ontstaan van een postdemocratische wereld die het emancipatorische potentieel van kunst neutraliseert. Het gaat ook over een initiatief waarvan het voortbestaan berust op wijdverspreid gratis werk en de intensieve uitbuiting van medewerk(st)ers die haast geen rechten hebben. ᓓ11 De hedendaagse kunst maakt deel uit van de elitecultuur en het project Petticoat Government komt uit dat veld. Hoe kunnen we dus het volkse mobiliseren in een asymmetrische relatie overschaduwd door risico’s van fetisjisering, culturele toe-eigening en monopolisering, zonder de onderworpen actoren te herleiden tot aanwezigen zonder stem?
eli
Ik geef hier echo’s weer van mijn echte maar onechte ervaring, als een (sluwe?) dialectiek en een in gang, in beweging zetten, waarbij ik verwijs naar Poétique de la relation van de Martinikaanse filosoof Édouard Glissant.
Op zeventienjarige leeftijd trek ik weg uit Henegouwen om antropologie te gaan studeren in Luik. Ik woon in Brussel, vervolgens in Marseille en in Drogenbos; ik ben kunstenares en projectverantwoordelijke.
Ik ben opgegroeid met de notie van orde en wanorde. Peissant ligt, net als La Louvière, waar jij woont, in de omgeving van Binche. Tot mijn zeventiende heb ik het carnaval daar beleefd en meegevierd. We keken ernaar uit! Trommels weerklonken in de nog duistere ochtend, de belletjes en klompen wekten de aarde. Meisjes en vrouwen, verkleed als pierrot, cowboy of fee gingen de Gilles voor. De Gilles waren de goede kameraden, de goede huisvaders, hun kostuums versierd met sterren en kleine patriottische leeuwtjes in het zwart, geel en rood, kosmogonische elementen gelinkt aan de aarde, aan het ontwaken van de lente, aan de overvloed. Terwijl ze zwaaien en (even aan de zijkant) hun pinten dronken, draaiden de Gilles om hun as, net zoals planeten dat doen. De vrouwen houden elkaars hand vast en bewegen zich in strakke rijen voort. Volgt de plaats die de mannen en vrouwen innemen het patroon van de gewoonte? De folklore is aangepast, aan de Gilles is de processie van bonnes vivantes toegevoegd. De beweging verstoort de plannen van haar jonge spruiten ...
Een volk in ballingschap? Het verschil tussen provinciaal en elite uit de hoofdstad wordt kleiner. De enen gaan wonen bij de anderen. Met de gedeeltelijke openstelling van de sociaaleconomische ladders heeft de volkscultuur, net als de geschiedenis van de sporen en bruggen die door onze ingenieurs zijn gesmeed, een plaats gekregen in de harten van het plaatselijke café en de welgestelden. De folklore die nog bestaat, wordt ondersteund door diegenen die de ladder zijn opgeklommen. In Brussel zijn er mensen die de galerieën voor hedendaagse kunst bezoeken terwijl ze in een volkse buurt wonen; sommigen gentrificeren, anderen hebben een laag inkomen en kunnen zich niet elders vestigen. De socio-economische territoria staan haaks op de kruising van volkscultuur, elite en folklore. Relaties ontwikkelen zich in uiteenlopende richtingen. Alsof hij tot een creolisering oproept en het effect onderstreept van het ‘bevriezen’ van culturen, schrijft Glissant: ‘Door de echo’s van de wereld wakkeren evenwicht en duurzaamheid aan. [...] Duurzaamheid leeft op en neemt de plaats in van de oude classicismen. Ze wordt niet langer bereikt door de verdieping van één traditie, maar door de bereidheid van alle tradities om een relatie met elkaar aan te gaan.’ ᓓ12
Op dit kruispunt van ecologie, culturele instellingen en volksbuurten is het mijn taak om met deze spanningen aan de slag te gaan. In plaats van de deur te openen van bij de aanvang en de ontwikkeling van het project, en de plaats van curator of partner aan te bieden, nodigt de elite vaak zichzelf uit op volks terrein. Waarom moeten we eerst de andere begrijpen om er solidair mee te zijn? Wie heeft baat bij volkscultuur? Aan het eind van de twintigste eeuw zijn minderheidsgemeenschappen gebaseerd op gender, ras enz., zich bewust van de sociaaleconomische en politieke voortgang en wantrouwig tegenover de taal, begonnen met zichzelf te representeren, transformeren ze de ruimte van culturele claims en brengen ze nieuwe talen aan. Dat is wat er zich voordoet met de hiphopdans, die zich openstelt voor de klassieke dans en de taal van de straat … Die bewegingen, waarvan er veel zijn, zijn intern en beïnvloeden de orde, de politiek.
Een urban dancer ziet het zo:
Ik heb de indruk dat dit een plek van macht en verzet is. […] Ik blijf ervan overtuigd dat wij passerende genodigden zijn. […] Daar hebben we de lift met de voet tegengehouden. Ik wil gewoon zien of ze ons in de lift binnenlaten. ᓓ13
‘Elke bijzondere cultuur wordt bezield door de kennis van haar eigenheid, maar die kennis heeft geen grenzen’, weet Glissant. ᓓ14 Wat zal de impact zijn van postkoloniale theorieën, die het patriarchaat demystificeren, van biomacht en van handelingen die het herstel, de emoties en het levende opnieuw uitvinden? Een intentie met betrekking tot cultuur is één ding, de dynamische creativiteit ervan is iets anders. Wij maken haar en zij maakt ons. Wie is die wij? Voor Glissant is de identiteitsrelatie of identiteitswortelstok, in tegenstelling tot de identiteitswortel die in de diepte gaat en kan groeien naar een idee van het Ware, een bron, een vermogen tot variatie, verbonden met de ervaring van bewuste of onbewuste contacten tussen culturen en roept het vloeibaarheid op. Door te verwijzen naar wat er gebeurd is met de taal van de Antillen, een mengeling van Frans en slaventalen, merkt Glissant een proces van kruisbestuiving op dat hij ‘creolisering’ noemt. Binnen de Relatie, de onzegbare beweging van de wereld en van culturen, stelt het overgaan van identiteitswortel naar identiteitsrelatie ons in staat om onze relaties anders te zien en de ondoorzichtigheden en transparanties die eraan verbonden zijn te verschuiven.
Wij noemen ondoorzichtigheid dus datgene wat het Diverse beschermt. En voortaan noemen we transparantie de verbeelding van de Relatie […]. ᓓ15
[…] elke veralgemening brengt zijn illusies voort […] indien de folklore verzwakt, vertakt het zich ook horizontaal met dezelfde kracht. ᓓ16
Met zijn tweeën schrijven is een beetje als een dans, een delicaat, wijs evenwicht. In zijn relationele proces neemt het reizende project Petticoat Government ons mee terug naar de lichamen waar het doorheen gaat en waardoor het wordt doorkruist, namelijk het land, het water, de lucht en alle meervoudige wezens zonder welke we niet zouden zijn.
Door reuz(inn)en, nieuwe en/of traditionele volksculturen of gemeenschappen uit te nodigen om te verbinden binnen folklore (nagestreefd, verbeeld, gemuteerd) en hedendaagse kunst (in vraag gesteld, betoverd, gekaapt), neemt Petticoat Government op een reis naar Italië de volkeren en landschappen die we tegenkomen mee. Het nodigt ons uit om onder de rokken van deze kortstondige vertegenwoordigers te kijken en zo de elitaire ruimte te overzien. Zouden we in deze omkering van perspectief en door omhoog te kijken, onder dit andere sterrenstelsel in (r)evolutie kunnen lopen op zoek naar een gevoel van interstellaire verbondenheid?
Annie Gérin, ‘L’Art dans la culture: trois études de cas’, in Pratiques de l’histoire de l’art à l’UQAM, 2e editie, herfst 2014, pp. 59-64.
Paul Ariès, Écologie et cultures populaires. Les modes de vie populaires au secours de la planète, Lyon, Les Éditions Utopia, 2015.
Ibid.
Denys Cuche, La Notion de culture dans les sciences sociales, Parijs, La Découverte, 2016.
Éric Macé, ‘La culture de masse n’est pas la culture populaire, mais elle a de bonnes raisons (sociologiques) d’être populaire’, VEI enjeux, 2003, nr. 133; DOI, laatst geraadpleegd op 13 januari 2024.
Denys Cuche, op. cit.
Lampros Flitouris en Christos Dermentzopoulos, ‘Le Pas suspendu de la modernité. Le passage de la culture populaire à une culture de masse dans l’Europe de Sud-Est’, Belphégor, 2020, nr. 18-1; DOI, geraadpleegd op 12 december 2023.
De zogenoemde ‘Wilde’ van Ath is een onderdeel van de koloniale beeldvorming en wordt voorgesteld door een witte man die zwart geschminkt is en ringen draagt in zijn neus en oren. Hij loopt geketend mee in de processie en verbreekt dan openlijk zijn ketenen om zo, in de lijn van de Belgische koloniale propaganda, een zwarte man te symboliseren die ‘bevrijd’ wordt van de Arabische slavenhandelaars door de witte kolonisator tijdens zijn beschavingsmissie. Als gevolg van de controverse rond deze racistische voorstelling van de zwarte man, die sterk veroordeeld werd door antiracistische militanten werd La Ducasse van Ath geschrapt van de lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid. Zie, geraadpleegd op 19 februari 2024.
Sylvain Lesage, ‘L’Effigie et la mémoire’, Tracés. Revue de Sciences humaines, 2004, nr. 5; DOI, geraadpleegd op 23 december 2023.
Hito Steyerl, ‘Politique de l’art: art contemporain et transition vers la postdémocratie’, Critique d’art, 2012, nr. 40; DOI, geraadpleegd op 15 maart 2020.
Ibid., p. 109.
Een urban dancer in de film van Philippe Béziat, Indes galantes, 2020, over de gelijknamige opera met choreografie van Bintou Dembélé, regie Clément Cogitore.
Édouard Glissant, op. cit., p. 183.
Ibid. p. 75.
Ibid. p. 215.
Biografiëen
eli lebailly studeerde communicatie-antropologie, volgt sinds 2019 een opleiding shiatsu, is een dolende denker, een multidiciplinaire kunstenares en leidt culturele projecten. Ze is fotografe en organiseert workshops, luistert naar lichamen en stemmen, wandelt en weeft tussen de enorme schaal van landschappen en andere, steeds kleinere schalen, een web bestaande uit menselijke en niet-menselijke verhalen. Haar werk draait rond noties van plaats en van relaties binnen een complex systeem.
Maximilien Atangana heeft in het burgerlijke leven een diploma van master in economisch en sociaal beleid (UCLouvain). ‘Ik ben coördinator permanente vorming bij Hainaut Culture en doceer kunst en literatuur uit zwart-Afrika. Ik organiseer ook het interculturele festival AfricaLouv’ in La Louvière, dat hedendaagse creaties promoot van mensen met Afrikaanse roots. Ik ben dichter, verhalenverteller en percussionist onder het pseudoniem Jah Mae Kân en heb drie dichtbundels gepubliceerd. Maar mijn favoriete expressievorm zijn interactieve publieke optredens, waarbij ik voordracht, muziek en dans combineer.‘
hoofdstuk
lago di Resia
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 3 maanden geleden
Op de middag van 9 maart 2024, houden de reuzen en partnergemeenschappen van het collectief achter Petticoat Government, op weg naar Venezia, halt op de Alpenpas van Resia, vlak bij Oostenrijk en het Zwitserse kanton Graubünden. Aan de oevers van een bevroren meer, waarin een ondergedompeld dorp verscholen ligt, vormt het evenement, dat de vorm aanneemt van een gigantische picknick, het Alpenhoofdstuk samenwerkingsscenario op lange termijn waarvoor iedereen uitgenodigd is.
Vrijdag 8 maart
Afspraak: 7.00 uur aan de achterkant van het Zuidstation in Brussel
Adres: ter hoogte van Frankrijkstraat 85 (1060 Sint-Gillis)
Busbedrijf : Voyages Léonard (met toiletten)
Tijdens de reis
Catering voor iedereen, ontbijt + sandwich + vieruurtje + koude schotel – Samenwerking met APUS & les cocottes volantes
Filmprogramma (selectie door Stéphane Olivier)
Auch Zwerge haben klein angefangen (1970) - Werner Herzog
Fellini's Casanova (1976) - Federico Fellini
Honey, I Shrunk the Kids (1989) - Joe Johnston
La planète sauvage (1973) - René Laloux
Attack of the 50 Foot Cheerleader (2012) - Kevin O’Neill
Il colosso di Rodi (1961) - Sergio Leone
Les gloutonnes (1973) - Jess Franco
The Pied Piper (1972) - Jacques Demy
Gulliver’s Travels (2022) - Dave Fleischer
Aankomst in Resia: 21.00 uur
Verblijf groep A = bus MET koffer (de koffer kan extra ruimte bieden aan de instrumenten indien nodig)
Logies in de gemeenten Vnà en Ramosch (CH)
Ontbijt voor iedereen in Pension Arina - Vnà
Traject Ramosch⌣Vnà met de bus (10 minuten)
Groep B = bus ZONDER koffer
Logies in de gemeente Malles, hotel FinKa
Ontbijt ter plaatse
Zaterdag 9 maart
Plan B in geval van slecht weer wordt enkele dagen vooraf bekendgemaakt.
Trajecten naar het meer
Zwitserland⌣Curon Campanile
Een vertrek uit Vnà om 8.00 uur: pg + technische ploeg + verantwoordelijken voor de reuz(inn)en
Een tweede en laatste vertrek uit Vnà om 10.45 uur : muzikanten·s
Malles⌣Curon Campanile
Een vertrek vanaf FinKa om 8.30 uur: Ivo + Eva vertrekken met Dominique, de papa van Sophie
Een vertrek vanaf FinKa om 9.00 uur: reuzendra(a)g(st)ers + Young Curators Storytellers
Een tweede en laatste vertrek uit Vnà om 10.45 uur : reuz(inn)-en (extra personen) + pers + iedereen
Picknick
Op het bevroren meer, aan de voet van de Campanile
Adres : RG6P+7J Curon Venosta, Zuid-Tirol (IT)
Samenwerking met de dienst voor toerisme van Resia
Opdrachten team
9.30 uur: afspraak vrachtwagen met reuz(inn)en
10.00⌣11.30 uur: klaarmaken van de reuz(inn)en (parking)
Christoph, Valentin, Simona, Ivo: uitladen van de vrachtwagens
Eva: foto’s van de toestand + elk uur opnames met de webcam vanaf de aankomst + story’s
Antoinette: verdeling van de kisten
Simona: begeleiding van de muzikanten·s vanaf 11.30 uur
10.00⌣11.30 uur: Pierre en Marine, organisatie picknick, plaatsen van de tafel met Gerald
Ivo: coördinatie assemblage van de telescopische vlaggen om 11.00 uur
Young Curators Storytellers: verzamelen de vlaggen en houden toezicht op hun reuz(inn)en
Trajecten naar de zaal van het diner
Curon Campanile⌣gemeentezaal van San Valentino
Adres: Via Chiesa 5 – San Valentino
Samenwerking met Vinterra
16.30 uur: opening van de zaal, verwelkoming Vinterra, eerste genodigden
16.30⌣18.00 uur: busritten
Vieruurtje en warme dranken beschikbaar in de zaal vanaf 17.00 uur
16.30⌣17.00 uur: organisatie van het vieruurtje
17.00⌣19.00 uur: organisatie van het diner
18.15 uur : afspraak met ons hele team + genodigden
19.00⌣20 :30 uur: diner
Vegetarisch menu ⌢ wortelsoep met gember, linzen- en groentecurry met polenta uit Val Venosta ⌢ optioneel: vlees in saus
21.30 uur: de groepen keren terug naar hun hotels
Terugritten naar de logies
Zaal San Valentino ⌣Zwitserland⌣Malles
Vertrekken: 21.00⌣21.30 uur
PG of
de herbetovering van de wereld
Jean-Baptiste Carobolante
Gepubliceerd op 9 sep. 2024
Aangepast 14 uur geleden
Op 9 maart 2024 kwamen enkele honderden mensen samen op het bevroren Lago di Resia in Zuid-Tirol, op de grens tussen Zwitserland, Italië en Oostenrijk. Deze bijeenkomst van individuen, van wie de meesten elkaar amper of niet kenden, was georganiseerd volgens een eenvoudig en helder uitgangspunt: we zouden deelnemen aan iets dat ons voor de rest van ons leven zou tekenen. Een evenement, in de letterlijke betekenis van het woord; een fundamentele gebeurtenis die niet alleen de tijd zou markeren (een datum die een gedeelde herinnering wordt), maar ook het leven (een datum die een plaats inneemt in een biografie). Alleen de plek al was een bron van verbeelding. Het Lago di Resia is een kunstmatig meer dat ontstaan is in 1950, toen de bouw van een grote stuwdam meerdere kleine waters omvormde tot één meer. Heel het bergdorp Graun kwam onder water te liggen, behalve de klokkentoren van de kerk, die boven het wateroppervlak uitsteekt. Op die 9e maart 2024 wandelden wij dus op een dikke laag ijs die over de fundamenten van een verzwolgen dorp lag, lieten we onze blik dwalen over besneeuwde, in mist gehulde bergen en werden we ons bewust van onze nietigheid tegenover een Tiroolse klokkentoren die uit een bevroren afgrond priemt.
De opzet van de uitnodiging van Petticoat Government steunde grotendeels op de indruk van grootsheid die van dergelijk landschap uitgaat. Dat is een ongewoon en kostbaar gevoel. Het gaat hier niet over het exotisme dat de toerist in de uithoeken van de wereld gaat opzoeken, maar om een poging om de wereld opnieuw te betoveren. Nergens zijn, op een plek waar telecommunicatie verloren gaat in het kruispunt van grenzen; en tegelijkertijd fundamenteel ‘hier’ zijn, in de hyperactualiteit van het gebeuren waarin de mystiek van de plek een rol speelt. En vooral opnieuw betoverd worden, want de reden van onze aanwezigheid was niet enkel het onwaarschijnlijke bestaan van dergelijke plek vast te stellen, maar wel om er een omstandige groep van zeven reuz(inn)en te zien dansen. Enkele uren lang hadden we het geluk om te kunnen spelen met de schaalverschillen, waardoor we onszelf opnieuw in de wereld konden herpositioneren: de gemeenschap van mensen, samengeklonken door een gevoel van sympathie; die van de reuz(inn)en die al die tijd onze eigen god(inn)en waren; die van een klokkentoren die uit de duisternis oprijst, terwijl het dorp herleid was tot een reusachtige ijswoestijn; die van de bergen, tot slot, die ons een eeuwige hoop op avontuur schenken. De schaalverschillen zijn tegelijk vier vormen van betovering: geloof in de energie van de menselijke gemeenschap, geloof in het belang van het scheppen van mentale beelden die ons definiëren, geloof in monumenten die verbinden, geloof in de oneindigheid en in de eeuwigheid van wat ons omringt.
Door een dergelijk evenement mee te maken, begrepen wij allen dat dit alles fundamenteel is voor de mens. We kunnen niet leven zonder gedeelde mythologieën, zonder verbindende verhalen, zonder dromen die de deur naar de Andere openen.
De profane religie
Dansen op bedwelmende fanfaremuziek, ronddraaien met wimpels, een witte vlag openvouwen en als tafelkleed gebruiken, omringd worden door zeven reuz(inn)en die het ritme aangeven voor een bijeenkomst waarboven ze enkele meters uittorenen. Niet te dicht tot bij de klokkentoren komen want het ijs zou wel eens onder ons gewicht kunnen breken. De belevenis in Resia was heidens en profaan.
De hele inzet van de westerse cultuur berust op het verlangen om emoties te domineren door middel van de rede om zo te voorkomen dat mens en samenleving verblind raken. En toch, de rede mag dan wel helpen om maatschappijen te structureren en te beschermen, alleen de emotie brengt algemeen welzijn voort. Die emotie, die aanleiding gaf tot het evenement in Resia, is historisch, al is ze bedolven onder een moderniteit bezeten door de rede. Wat die laatste u en ons heeft ontnomen, en wat zo goed en zo kwaad als het kan wordt opgeroepen tijdens feestelijke avonden, in collectieve euforie, maar ook bij manifestaties, dat is net de mythische emotie van de groep. Het is die emotie die u en ons toelaat om uitbundig te zijn als individu, als lichaam en als sociale klasse die zich bewust is van haar geschiedenis. Als de nodige voorzorgsmaatregelen voor een dergelijke afwijking zijn genomen, dan zouden we kunnen stellen dat de mythische emotie van de groep datgene is wat Antonio Gramsci ‘folklore’ noemt: ‘Folklore is tot nu toe vooral bestudeerd als een pittoresk gegeven […]. We moeten het echter bestuderen als een wereldbeeld waarin de specifieke lagen van de maatschappij grotendeels impliciet vervat zitten (zowel in tijd als in ruimte), in tegenstelling tot (ook meestal impliciet, mechanisch, objectief) de “officiële” wereldbeelden (of, in ruimere zin, de gecultiveerde lagen van de historisch vastgelegde maatschappij) die elkaar in de historische ontwikkeling hebben opgevolgd.’ ᓓ1
Folklore mag niet begrepen worden als folk-lore, met andere woorden als het verhaal dat over een volk kan worden verteld - een verhaal dat hoe dan ook arbitrair is, net zoals alle tradities dat zijn -, maar als het wereldbeeld van de ondergeschikte klassen. Een Weltanschauung waarvan niets overblijft tenzij mondelinge overlevering, transgenerationele herinneringen, premoderne nostalgie. En een intuïtie: om een groep te vormen moet dit soort emoties beleefd worden. Dat is wat Petticoat Government probeerde te doen herleven op 9 maart 2024 in Resia. Een collectieve euforie geprikkeld door de duizeling die veroorzaakt wordt door het spel van concrete en mythische schalen.
Die collectieve mythische emotie vormt de echte religie van de volkeren in Europa. En die heeft een naam - Carnaval -, zelfs al is de betekenis van dat woord al eeuwen en zelfs millennia niet meer wat ze was. Traditioneel was carnaval een volks gebeuren dat in januari of februari aanving en duurde tot aan de vasten, op Aswoensdag, tussen 4 februari en 10 maart. Maar deze late interpretatie is onvolledig. In hun referentiewerk Le Carnaval (1974), plaatsen Claude Gaignebet en Marie-Claude Florentin deze festiviteiten in een veel complexer geheel van gebeurtenissen die het hele jaar door verlopen volgens een maankalender. De auteurs beschouwen carnaval als het resultaat van een religie die verdeeld is in periodes van veertig dagen, dat wil zeggen ongeveer anderhalve maanmaand. De bijzondere gebeurtenis eind januari, waarvan de viering vandaag enigszins afwijkt, zou dus de laatste nieuwe maan van de winter markeren, die overeenkomt met Vastenavond en Maria-Lichtmis. ᓓ2
Het feit echter dat Carnaval zoals wij het kennen plaatsheeft in deze periode van het jaar is belangrijk om te begrijpen waarom we dan de reuzen vieren. Tijdens de eerste dagen van de maand februari ontwaakt de beer uit zijn winterslaap en begint de lente. Terwijl voor ons, modernen, de lente begint op de dag-en-nachtevening van maart, tussen de 19e en de 21e, kan het begin van de volkse lente veel meer verschillen. Volgens de legendes die Gaignebet en Florentin ᓓ3 beschrijven komt de beer in heel Europa op 2 februari uit zijn hol om te kijken wat voor weer het is. Indien de hemel helder is, dan kruipt het dier terug in zijn schuilplaats, wat betekent dat de winter veertig dagen langer zal duren. Is de hemel betrokken, dan staat de beer voor goed op uit zijn winterslaap en betekent dat het einde van de winter. Dit is de eerste carnavalsgebeurtenis: de strijd tussen zwart en wit, tussen nacht en dag, tussen dood en hergeboorte, feest van de beer, feest van de volle maan die symbolisch wordt verorberd in de vorm van een pannenkoek.
In Europa wordt de beer echter niet alleen beschouwd als de koning van de dieren, maar ook als een half goddelijk, half menselijk wezen. Het is de wilde mens, de incarnatie van de ziel van een dode in het lichaam van een beest, waardoor een tweevoudige figuur ontstaat. Het is de reus, groter dan de mens, open voor elke vorm van emotie en honger; de reuzenveelvraat. ᓓ4 De oorsprong van de carnavalsreus ligt waarschijnlijk hier: in de samensmelting van de mens met een dier dat hem overtreft in grootte, kracht en kosmische macht. De beer is immers de psychopompos bij uitstek: bij het verlaten van zijn hol brengt hij de zielen van het hiernamaals mee. Wanneer hij uit zijn winterslaap ontwaakt is, eet hij laxerende planten om zich zo te zuiveren en hij laat winden, die de middeleeuwse mens symbolisch interpreteerde als de vertering van de zielen, van alles wat tijdens de winter gestorven is, van alles wat het lichaam, de maatschappij, de realiteit kan kwellen en waartegen we ons moeten beschermen. Dat is de reden waarom we tijdens Carnaval eten en drinken, om ons vol te proppen, zodat de zielen van de doden niet in ons kunnen binnendringen; we blazen onszelf op om zo groot te zijn als een beer en op onze beurt lucht voort te brengen; we fabriceren reuzen als eerbetoon aan de supermens, aan de halfgod, aan de wilde die alles is wat de maatschappij niet is, en die toch degene is die heerst over alles, alles wat is en wat was. Carnaval is dus niet zomaar een kermis, een speciaal drankfestijn, maar veeleer, zoals we reeds aangaven, een gezamenlijke mythische ervaring van emoties die tot het uiterste worden gedreven.
De menselijke groep en de aanvaarding van het anders-zijn
Het risico van een dergelijk feest, waarvan de metafysische kern in sociale en lichamelijke uitspatting ligt, was dat het zou worden verraden door autoriteitsfiguren. De kapitalistische moderniteit heeft langzaamaan de folklore, de cultuur van de lagere klassen omgevormd in fakelore, met andere woorden een ontmenselijkte, ongevaarlijke folklore, aangepast aan toeristen en musea. ᓓ5 Arbitraire tradities die in de kaart spelen van conservatieve, nationalistische en reactionaire gedachten.
Carnaval is immers net de subversieve kracht van het volk belichaamd door de reuz(inn)en, die het anders-zijn zelf zijn: het is de reus Atlas die in staat is de wereld op zijn schouders te dragen, maar gedoemd is om dat te doen tot het einde der tijden. De reus is de melancholie zelve, een zinnebeeld dat voor altijd moet betalen voor zijn goddelijke status. Beter gezegd, een wezen waarvan het leed voortkomt uit zijn totale en ultieme kennis. Een wezen van de sterren dus, van een hoogte boven de toevalligheden van de werkelijkheid ᓓ6. Maar het is ook Gargantua, reus van Rabelais die de wereld verslindt en die uit al zijn openingen lekt, symbool van dit volksfeest van het ‘grote maal’ ᓓ7, en wiens winden en boeren stormen en bergen voortbrengen ᓓ8.
De reus is dus de halfgod die wij allemaal samen bouwen om zowel de onzichtbare wereld te structureren als de tastbare wereld herkenbaar te maken, met andere woorden binnen handbereik te brengen. Het is de figuur zelf van het anders-zijn, de belichaming van de kritische afstand tot alles wat bestaat en van het monsterlijke dat aanwezig is in alles wat leeft. Een wezen zowel van sterren als van ingewanden. Dat wezen vieren is aanvaarden dat niets ooit zuiver en perfect is, dat alles bestaat uit toegevingen, uit afwisselingen van plezier en angst, uit het samenkomen van tegengestelde elementen, uit de verbintenis van onwaarschijnlijkheden. Hier schuilt de kracht van Carnaval: verdragen wat bij de Ander onverdraagzaam is, overleven wat op Aarde destructief is, samenleven met de gevaren van de onzichtbare wereld.
De ervaring van Resia, het kloppende hart dat het hele project van Petticoat Government tot leven brengt en het fundament van het collectieve werk en het centrale argument van het initiatief, is het vermogen tot verzet en de overlevingskracht die alleen het gemeenschappelijke mogelijk maakt. Dat is wat Starhawk reeds vaststelde: het verbinden van het spirituele en het politieke, het in vraag stellen van de macht over en de macht van binnenuit, ‘en die gebruiken om onszelf, onze samenleving en onze cultuur te veranderen. Die gebruiken om weerstand te bieden tegen de vernietiging waar diegenen die de macht hebben de wereld toe ᓓ9 Dat is ook de inzet hier: de politieke revolutie is een culturele revolutie, die een revolutie is van onze verhouding tot onszelf en onze verhouding tot de wereld. De reuzen aan het dansen brengen in een wonderlijk landschap is daarbij zeker een eerste stap.
Antonio Gramsci, Letteratura e vita nazionale, Turijn, Einaudi, 1954, p. 215; geciteerd door Carlo Prandi, Religion et classes subalternes en Italie. Trente années de recherches italiennes (Archives de sciences sociales des religions, nr. 43/1), 1977, p. 103.
Ibid., p. 18.
Claude Gaignebet & Marie-Claude Florentin, Le Carnaval. Essais de mythologie populaire, Parijs, Payot, 1974, eerste hoofdstuk.
Claude Gaignebet en Jean-Dominique Lajoux, Art profane et religion populaire au moyen âge, Parijs, PUF, 1985, p. 83.
Anne-Marie Thiesse, ‘À chacun son folklore’, in Jean-Marie Gallais & Marie-Charlotte Calafat (red.), Folklore, Parijs, La Découverte (Centre Pompidou-Metz & Mucem), 2020, p. 89.
Georges Didi-Huberman, Atlas ou le gai savoir inquiet, Parijs, Les Éditions de Minuit, 2011, p. 84.
Mikhaïl Bakhtine, L’œuvre de François Rabelais et la culture populaire au Moyen Âge et sous la Renaissance, Parijs, Gallimard, 1970, p. 339.
Marianne Closson & Myriam White-Le Goff (red.), Les Géants, entre mythe et littérature, Presses de l’Université d’Artois, 2007, inleiding.
Starhawk, Femmes, magie & politique, Parijs, Les Empêcheurs de penser en rond / Le Seuil, 2003, p. 17.
Biografie
Jean-Baptiste Carobolante, geboren in 1988, is doctor in de kunstgeschiedenis. Hij werkt aan een theorie over het beeld in de kapitalistische context, waarbij hij obscure of verwaarloosde objecten in de kunstgeschiedenis integreert om de massaverbeelding te kunnen bestuderen. In zijn proefschrift onderzocht hij de concepten van het spookbeeld en van de geest op basis van hedendaagse horrorcinema. Sindsdien doet hij met behulp van een beurs een onderzoek naar twintigste-eeuwse commerciële schilderkunst, in samenwerking met het Musée international des Arts modestes (MIAM) in Sète. Hij doceert aan de École supérieure d’Art de Dunkerque en aan de École Nationale supérieure des Arts visuels de La Cambre (ENSAV). Hij is kunstcriticus en mededirecteur van uitgeverij Mix.
hoofdstuk
Padova
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 14 uur geleden
De reuz(inn)en dansen voor de rotatiepersen. Misschien om deze geavanceerde technologie te vieren, die geen volgende generaties meer zal zien, zozeer zijn de bestaansvoorwaarden van de informatie op papier met uitsterven bedreigd. De krant van Petticoat Government is op die plaats gedrukt. Kranten in het maximale formaat worden quotidiano di grande formato (350 mm x 470 mm) genoemd. Het roze papier dat historisch werd gekozen om zich te onderscheiden van de algemene pers, wordt hier gebruikt als verwijzing naar een populaire Italiaanse krant. De gigantische oplage van 100.000 exemplaren komt overeen met de minimale oplage voor de betreffende industrie en de maximale economische mogelijkheden van het project.
het
grote lichaam van de wereld
Manah Depauw
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 14 uur geleden
In Soemerische kleitabletten wordt verteld over een periode van elf dagen die aanvangt bij het begin van het jaar en waarin de tijd stilstaat. Om opnieuw te beginnen, moet de tijd in de omgekeerde richting lopen. Er worden bijgevolg rituelen bedacht waarbij wat onderaan staat bovenaan komt en andersom. Zo gaat de dienstmeid ter hoogte van haar meesteres stappen, en wordt de machtige man herleid tot de gewone. Zelfs de koning ontsnapt niet aan de herziening van zijn lot. Hij wordt vernederd, moet zijn onderscheidingstekens afstaan, wordt geslagen en aan zijn oren en zijn genitaliën tot bij het standbeeld van de god Marduk gesleurd, waar hij moet buigen en bevestigen dat hij geen misbruik heeft gemaakt van zijn macht. De vernedering, zelfs al is het maar schijn, brengt Babylonië in verruking. Het land heeft gezien hoe zijn koning als slaaf werd behandeld en genoot ervan. Herboren door de omkering laat het de kalender weer in de juiste richting verdergaan.
Maantijd, zonnetijd. Macrobius, een van de meest geheimzinnige geleerden uit de oudheid, zei ooit: januari is als Janus met de twee gezichten, hij ziet het jaar dat voorbij is en kijkt naar het begin van het nieuwe jaar. In die tijd die begint en eindigt duiken Dionysos en Pan op. De ene huppelt rond op zoek naar een bron om zijn onverzadigbare lust te stillen, terwijl de andere, de fluit in de mond, zich ontsluiert, bevrucht, geniet en doet genieten. Beiden drukken hun aanwezigheid uit door wreedheid of moederlijke zachtheid, extase of wanhoop. Alleen door tegenstrijdigheid bestaan ze. Bestaan om nabij te zijn, direct, onstuimig. Geen afstand tegenover de mens. Ze versmelten met diegenen die hen vieren. Op het platteland wijkt de menigte uiteen met dezelfde goddelijke trance. Geen afzonderlijke individualiteit meer. Iedereen wordt volledig gegrepen door het plezier één te zijn met anderen.
Een mysterieuze kracht brengt boven de Egeïsche zee verschrikkelijk nieuws: ‘De grote Pan is dood.’ De universele antieke god van de natuur is niet meer. Nu de natuur dood is, wordt de verleiding beschouwd als voorbij. Grote vreugde voor de nieuwe overwinnaars, want met de brutaliteit van hun verenigde vuren willen ze iets nieuws. In deze tijd bevrijd van de beperkingen van de gewoontes wakkeren ze de hoop aan dat ze er in dit ‘einde’ van de wereld nieuwe zullen krijgen. Ze plunderen en roven. Het ALLES wordt niets: ‘De grote Pan is dood!’
Op de heide, diep in de bossen, zingen enkele verborgen stammen: ‘Zes kleine kindjes uit was, tot leven gebracht door de maan. Zes planten in de ketel. Vijf leeftijden in de tijdspanne. Vijf stenen op ons hart. Vier slijpstenen. Drie delen in de wereld. Drie beginpunten. Drie eindes voor de mens en voor de eik…’ In deze stemmen vloeien de geheimen van de bomen en de bloemen, het gemurmel van de vogels, het gezang van de uren. Toch erkennen deze stemmen hun nederlaag, ze zien het in hun bloed dat vergoten wordt, in de steeds sterker wordende aanvaller, die herhaalt: ‘De natuur moet sterven. Ze is volstrekt verwerpelijk.’ Ze zal duizend jaar en een etmaal nodig hebben om dat te doen.
Het zegevierende christendom wilde de vijand doden en dacht dat te doen. Het deed dat slechts gedeeltelijk, omdat het vergat dat de vijand zich in de kalender verschool. Wanneer januari aanbreekt zonder de vorst te verkreukelen, knettert de vijand van ongeduld, en schreeuwt hij zijn verlangen uit om nog een beetje te leven. De traditie-alweer-eist het, ze is de enige die in staat is de tijd opnieuw op te starten. De tijd die gedurende eventjes niet anders kan dan omgekeerd te zijn. Hij die dood werd gewaand, afgemaakt, onthoofd, verschrompeld, is er, niet om een bloedige god te doen herrijzen, maar een bergfaun, een geest die in een steen woont, een man die beer is geworden. Het groene jaar ᓓ1 is die tijd waarin we ons voeden met lawaai om stilte te verkrijgen, waarin we dromen van rivieren die in brand staan, van schapen die wolven achtervolgen, van luilekkerland, waar ons voedsel wordt aangeboden zonder dat we het hoeven te bereiden of te snijden.
Beeld je nu eens een gotische stad in, en het volk dat verhit geraakt. De waanzin, de opwinding, de vertrouwde angst, die een manier moet vinden om weg te stromen, te distilleren. Tijdens de maand die vroeger aan Janus was gewijd, bouwt het volk een eigen eiland, vindt het zijn eigen vreugde uit. Dat territorium is Carnaval. Het wordt vetgemest en verbrand na een vonnis dat zijn excessen zal onthullen. Van vet naar as en op deze as worden we steeds opnieuw herboren. De cyclus van het leven kent geen einde en Carnaval duldt geen definitie. Het laat zich niet vangen. Het laat woorden barsten zodat alleen een taal van tekens overblijft. De interpretatie van de tekens is waardig of onwaardig, ze bevestigen een andere waarheid en scheppen een ander systeem: dat van het lichaam in relatie tot de wereld. Carnaval slokt de wereld op. Het lichaam van de mens met het grote lichaam van de wereld. Samen vormen ze een voortdurende uitdaging in het aangezicht van de machtigen, de kolonisten, de heersers en hun normen.
Al die zaken doen we niet ernstig, maar alleen voor de lol en volgens de oude gewoonten, zodat de gekte die voor ons iets natuurlijks is en samen met ons geboren lijkt te zijn, wordt weggehaald en op die manier wegloopt, minstens één keer per jaar. Wijnvaten zouden barsten als we niet af en toe het spon- of zwikgat openden om ze lucht te geven. Wij zijn net als oude vaten die door de wijn van het leven zouden breken, als we ze door voortdurende toewijding zouden laten zieden... ᓓ2
In die vreemde opsplitsing van de cyclus van de seizoenen, in die omsloten tijd zijn de maaltijden eindeloos; ze strekken zich uit over de dag en de nacht. Het bereide en gedeelde voedsel vult de buiken met winderigheid en leidt tot zwangerschap, geboorte en borstvoeding. Er wordt een nieuwe familie gevormd rond een zwangere jongen. Opnieuw stelt Carnaval omkeringen in. Dankzij Carnaval en door middel van voedsel planten mannen zich met elkaar voort. Een magische substantie die de pensen vult en het Carnavalskind baart. Een schreeuwerige baby die ook dient als protest tegen de ‘geleerde’ cultuur van aristocraten en geestelijken.
Meer is er niet nodig opdat de kerk er zich mee zou bemoeien. Carnaval wordt bestraft, het feest van de dwazen verboden. In de veroordeling schuilt de afschuw van de verwildering van het volk. Naarmate de autoriteiten de repressie opvoeren, vergroot het bereik van het duivelse. De Duivel omvat nu alles wat de gevestigde orde verstoort. Hij nestelt zich in maskers. Hij woont in geslachten. Hij wordt groen geschilderd om eraan te herinneren dat de hele natuur in hem huist. Hij wordt soms Satan genoemd om hem niet Saturnus te noemen. De ondeugende Daimon die Socrates inspireerde wordt Demon. Hij zit verscholen in elk hoekje, in elk gaatje, in elk van de geesten; hij moet worden verdreven! De vlammen zijn uit hun hel gekomen en dienen om de oproerkraaiers met obsessieve ijver te verbranden. Er zijn schuldigen nodig. De onruststoker wordt een verleider, de opruier een alchemist, de vrouw een heks. En hier is de afschuwelijke mantra weer: ‘De natuur moet sterven. Ze is volstrekt verwerpelijk.’ De onderdrukking is massaal en bloedig, en weerspiegelt een klassenstrijd waarbij de machthebbers geen enkel cynisme schuwen om hun misdaden te legitimeren. Het gezag dat de duivel verjaagt, belichaamt hem.
Hij neemt honderd afzichtelijke vormen aan. Als een glibberige slang kruipt hij over de borsten, danst als een pad over de buiken. Buiken die daar niet langer zijn om te eten, maar om legers lichamen uit te braken. Een uitgehongerd bataljon dat in de aarde naar brandstof graaft om de herenhuizen te verwarmen en te voeden. Maar dat is niet genoeg! Hij heeft altijd meer nodig. Met zijn scherpe bek plukt hij afschuwelijke kussen uit angstige monden. Een wrede tijd waarin zelfs de pure, onschuldige maagd verdoemd is door het plezier dat de Geest haar schenkt. Donkere luchten voor de feesten toen alles gemeenschappelijk was: voedsel, ziel en lichaam. Voortaan is er geen remedie meer om de waanzin die in ons zit en ons eigen is te bevrijden. We raken in vervoering in mystieke visioenen, we vluchten alleen in morbide bezetenheid.
De brandstapels van de heksen hebben heel wat as geproduceerd. En zoals iedereen weet dient as als meststof. Aarde waarop het gebrand heeft kan bijzonder vruchtbaar worden. En ze wordt rijk, overvloedig, genereus. Het goede nieuws gaat rond: de cyclus van het leven kent geen einde. De dorpen zijn uitgelaten. Meisjes lopen over de heide met een kroon van sint-janskruid om het hoofd. Er worden vuren aangestoken, die licht en warmte brengen. Een stukje stof, wat mos, een reep huid van een dier vormen een masker waarmee het vreugdevolle huwelijk tussen mens en natuur opnieuw gevierd wordt. Een groot wonder! ’s Nachts, waar de waakzaamheid van de macht verslapt, wordt Carnaval opnieuw op de wereld gezet.
Laten we genieten van dit laatste droommoment. In verre uithoeken, op de laatste restjes woud blijft men de geschiedenis van het lichaam en van de wereld uitvinden. De geesten, de kleine goden zijn nu heiligen. We zijn het gewoon geworden. Er zijn plaatsen waar geen vergrijpen zijn, er zijn plaatsen waar het meisje over de heide loopt met een kroon van sint-janskruid om het hoofd. Waar vuren licht en warmte geven, en waar bezit niet langer een hersenschim is die naar zwavel ruikt, maar de uitdrukking van een noodzakelijke wreedheid. De grote Pan is dood. Leve Carnaval!
‘Het groene jaar’ is in het Frans l’an vert, fonetisch identiek aan l’envers, het omgekeerde. In de middeleeuwse traditie was groen de kleur van verborgen zaken. Daarom waren heidense bestiaria vaak in het groen gekleurd, het groen van draken, struikrovers, feeën, en later de duivel.
Jean-Baptiste Lucotte Du Tilliot, Mémoires pour servir a l’histoire de la fête des foux, qui se faisoit autrefois dans plusieurs églises, Lausanne-Genève, Marc-Michel Bousquet & Compagnie, 1741.
Biografie
Manah Depauw, geboren in 1979, woont en werkt in Bruxsels. Regisseuse, performer en schrijfster. Haar voorstellingen veroveren sinds het begin van de jaren 2000 de internationale scène van het hedendaagse theater. Naast haar theaterwerk experimenteert Manah Depauw met klank (Bruzz / Klara / het label Stroom). Ze speelde in diverse films en schreef toneelstukken en artikels, die gepubliceerd werden in tijdschriften zoals Etcetera, Alternatives théâtrales, Stempel en Ishtar van de Fondation Thalie.
hoofdstuk
Venezia
Gepubliceerd op 8 apr. 2024
Aangepast 14 uur geleden
Het Paviljoen, het industriële platform
De reus van ℘ℊ, het grote industriële skelet van profielen van gegalvaniseerd staal die in ✙ ✚ + ⋕ zijn bewerkt door het plooien en vormen van staalplaten die met klinknagels en bouten zijn geassembleerd, wordt in de centrale zaal ontvouwd, 1.150 cm lang × 575 cm breed × 85 cm hoog. Daarop worden de reuz(inn)en geplaatst die gemaakt zijn van riet, staal, aluminium, textiel en hars. Eronder worden u en wij uitgenodigd om te wennen aan hun stille aanwezigheid, om te bewegen, om te onderzoeken. We maken ons klein (petit, petti), de ogen strak naar boven gericht. Het skelet is fundering, platform, volume, drager, technisch rooster.
Het skelet zet de ruimte onder spanning om de aarde, de locatie, de objecten en de hemel verticaal met elkaar te verbinden. 169 lopende meter 50 mm-profiel en 294 lopende meter100 mm-profiel, 1400 kg eigen gewicht, 600 kg permanente belasting, 1400 kg overbelasting, 100 kg plaatselijke onderhoudsbelasting gestut door drie kolommen. Die worden zelf ondersteund door drie betonnen sokkels die de trekkracht compenseren en een belasting met een druk van minder dan 1,5 kg/cm² verdelen over de tegelvloer en de grond die ze draagt, wellicht geconsolideerd door houten palen. Die structuur speelt met de grenzen van het vermogen van haar productiesysteem. Ze is ultralicht en demonteerbaar, optimaliseert het materiaalverbruik en maakt in de toekomst andere vormen en gebruiken mogelijk.
De drie enige kolommen moesten worden onderzocht om de veronderstelde draagkracht van het gebouw te verifiëren.
Bij gebrek aan geotechnische testresultaten en andere informatie over de draagkracht van de grond in het Belgisch Paviljoen en/of in de omgeving kwamen we tot de slotsom dat niemand over de waarden beschikte om de draagkracht van de grond (de aarde ter plaatse) nauwkeurig te beoordelen. Het is ook niet bekend of de grond onder de betegeling samengeperst is toen het paviljoen meer dan honderd jaar geleden werd gebouwd.
Ons onderzoek naar de draagkracht van een gebouw dat al meer dan honderd jaar tentoonstellingen huisvest en in 1995 ingrijpend werd gerenoveerd, is eindelijk voltooid.
Hartelijk dank voor de foto’s van de renovatiewerken uit 1996, die u zo vriendelijk met ons hebt gedeeld. […] De uitgevoerde studies en onderzoeken onderstrepen uw engagement en stellen ons gerust. We zullen ons dan ook niet verzetten tegen de uitvoering van uw project.
Zich impertinent meester maken van de danspaal die zich distantieert van het staal en door het skelet priemt..Dansen met de barre is voor de polers meer dan een training voor het lichaam. Het is een geïncarneerd en onbeschaamd expressiemiddel. Leren om de beweging te ontleden, de werking ervan te begrijpen, ze uit te proberen, ze aan te passen aan de morfologie en vermogens ervan. ᓓ1 Een Butterfly, een Superman, een Jade met drop en krachtige uitval, stuk voor stuk mogelijke vluchten, omkeringen van perspectief. De eisen die de barre aan de fysieke conditie van het lichaam stelt evenaren die die aan de dra(a)g(st)ers van de reuz(inn)en worden gesteld in een optocht, in de tijd voor en na het Paviljoen.
De installatie wordt vervolledigd door een bank die langs de rand van de centrale ruimte loopt, een horizon die zorgt voor een andere ergonomie van het bezoek en een vertraging van de stroom.
Het skelet schetst een ‘onderkant’ die ruimte biedt aan een oraliteit in een interval waar het mogelijk is om ‘één te zijn’. Het geluid voert ons mee in de dans en in de beweging verbinden we ons met de anderen.
Marie Potvain, ‘Poles alternatifs. Faire de la pole dance un sport sans effacer son identité; une institutionnalisation en tension’, ¿Interrogations? Revue pluridisciplinaire de sciences humaines et sociales, nr. 35, 2022.
Licht
Het verlaagde plafond in gespannen stof van sommige ruimten werd gedemonteerd, waardoor een deel van het structurele systeem van het Paviljoen zichtbaar is geworden. Door de architectuur van de locatie tastbaar te maken, brengt de tentoonstelling een nuance aan in de bestaande museumruimte, die een abstracte neutraliteit nastreeft. Ze laat de hemel zien, neigt naar een hemels verdwijnpunt. Natuurlijk licht vult de manden van de reuz(inn)en en ontsnapt door hun vensters.
Music
Senjan Jansen, Untitled, 2024, 9 tracks, 11:46, loop, gebaseerd op een compositie voor slagwerk van Moha Ezzatvar.
Door de ruimte rondom [de reuz(inn)en] te ritmeren, nodigt de muziek het dansende lichaam uit om de macht weer over te nemen. ᓓ1
Het geluid in het Paviljoen is geïnspireerd op 20 Hz, een werk van Capricorn, dat in de jaren 1990 een klassieker werd in een subgenre van de housemuziek met een ritme van percussies, in een polyritmische afwisseling van 4/4. De compositie van Senjan Jansen, die een nieuwe interpretatie geeft aan de baslijn die essentieel is in New Beat en andere elektronische genres, ritmeert de ruimte in fases. Het geroffel van het slagwerk van Salamba, de groep die het picknickfeest in de Alpen begeleidde, fraseert de loop en herinnert aan de feestelijke sfeer van de straatparades. Tussen de reuz(inn)en en het metalen skelet brengt de dagelijks afgespeelde soundtrack in de loop der uren tijdelijke effecten op de lichamen teweeg door de variaties. Het geluid wordt een bindmiddel tussen de mensen en de ruimte, een uitnodiging om te bewegen zonder doel, behalve dan loslaten, plezier hebben en jezelf en anderen ontmoeten door het activeren van de zintuigen. De loop (15 minuten) op het LED-scherm in de aangrenzende zaal toont fragmenten van het scenario.
Silvia Federici, Par-delà les frontières du corps, Éditions de la divergence, 2020.
De Young Curators Storytellers
℘ℊ is gebaseerd op de co-productie van kennis. De Young Curators Storytellers – afkomstig van Belgische en Franse kunstscholen die u·ons verwelkomen – hebben verhalen gesprokkeld en geschreven voor ze in Venezia aankwamen. Door hun persoonlijke benadering van het giganteske, van de ‘folklore’ en van ℘ℊ zijn ze allemaal betrokken bij de uitwerking van het scenario. Ze faciliteren een dialoog die geen reactie is op een afgewerkt object, om een moment van gezelligheid te bieden door bij hun gesprekspartners de oraliteit en dezelfde andere taal te vinden.
De copyshop
In de copyshop van het paviljoen wordt de publicatie vanaf de website on demand geprint. Hierdoor wordt nutteloze overdruk vermeden en krijgt het performatieve uitgeven ook een fysiek tintje. De catalogus is verpakt in een exemplaar van de krant van de Paviljoen, L'Petti Lion.
De taart, de boon
Van 20 april tot 24 november, elke week, op dezelfde dag, op hetzelfde uur, in hetzelfde café, een taart, een Pan del Doge, met een boon van Murano, van een piepkleine, reus·reuzin, op de tafel, om te delen.